Taal tussen 3 en 4 jaar

Peuters zijn heel creatief met taal. Ze maken vaak hun eigen woorden. Zo is bijvoorbeeld een caravan een ‘autohuis’. Rond de drie jaar maakt je kind zinnen van drie tot vijf woorden: ‘Ik wil niet slapen.’ Je peuter kan nu ook opdrachten uitvoeren die uit twee delen bestaan, zoals: ‘Pak je pyjama en trek hem aan.’

Taal tussen 3 en 4 jaar

Je peuter gaat steeds duidelijker praten

Als je kind 3 jaar is, begrijpt het alledaagse gesprekken en eenvoudige verhalen. In deze fase praten peuters duidelijker. Vreemden verstaan al ongeveer de helft van wat ze zeggen. De zinsbouw wordt steeds beter. Ze zeggen bijvoorbeeld: ‘Ik heb zin in kersen,’ en niet: ‘Ik zin in kersen heb.’ Je kind gebruikt nu 'ik' en 'jij' op een goede manier. Rond 3 jaar kent je kind alle klanken uit zijn moedertaal.

Sorteren

Driejarigen krijgen belangstelling voor woorden en getallen. Ze gaan voorwerpen sorteren. Ze leggen bijvoorbeeld alle gele blokken bij elkaar. Sorteren is nodig om te kunnen tellen en om hoeveelheden te vergelijken door begrippen te gebruiken als meer, minder en evenveel. Je kind begint nu ook kleuren en vormen te benoemen.

Waarom-vragen

Je kind wil alles weten en zal steeds vaker een waarom-vraag stellen. Als je antwoord geeft, leert je kind steeds meer begrijpen en hoort het moeilijkere zinnen. Bijvoorbeeld: ‘Omdat het nu bedtijd is!’ in plaats van: ‘Het is nu bedtijd.’

Gesprekken voeren met peuters

Peuters leren er iedere maand tientallen woorden bij. Je kunt nu hele gesprekken met elkaar voeren. Je kind vertelt verhalen met verschillende toonhoogtes. Je kind weet nu ook dat je moet vertellen wat er is gebeurd als iemand ergens niet bij was. Je peuter kan dat al een beetje, maar het is nog wel moeilijk. Veel peuters praten in zichzelf of tegen een knuffel. Zo leren ze zich steeds beter uitdrukken. Op deze leeftijd gaat je kind ook vaak ‘voorlezen’ aan anderen of aan een pop.

Schriftelijke taal

Tussen 3 en 4 jaar ontdekt je kind schriftelijke taal. Je peuter merkt dat in een boek allerlei tekens en symbolen staan. Je kind leert dat die tekens letters zijn, en dat je kunt lezen wat er staat. Daarbij leert je kind steeds beter begrijpen waar schriftelijk taalgebruik voor dient: om een boek te kunnen lezen, een boodschappenlijst te maken of een brief te schrijven. Dit begrijpen is nodig om later op school te leren lezen. Fiona legt in dit filmpje uit hoe jij als ouder je baby of peuter kan helpen bij het leren van taal. Ook zie je hoe een andere ouder dit aanpakt: